> COLUMN

Constant Herfst

(1960) is kapitein bij MF Shipping Group. Hij vaart op productentankers op routes tussen het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Sinds 2019 vertegenwoordigt hij namens de kapiteins­vereniging de werknemers in de pensioenraad van het pensioenfonds. Constant schrijft deze column op persoonlijke titel.

Cultuur op de golven

Toen ik zes jaar was, wist ik al: ik wil later iets met schepen. Na de lagere school moest ik van mijn ouders naar de mavo, maar na tus­sen­komst van de bovenmeester mocht ik gelukkig naar de Oranje Nassauschool voor kust-, Rijn- en binnenvaart, in Harlingen. Een totaal andere cultuur dan het West-Friese middenstands­milieu waar ik vandaan kwam. Ik heb het later onwijs knap gevonden hoe de bootslieden alle leerlingen in het gareel wisten te houden. Het onderwijs was goed, ik denk er met groot plezier aan terug.

Hoe anders was dat met mijn eerste baan; dat was een grote mis­lukking. Ik kwam in een cultuur van schone schijn terecht: de schip­per vond zijn gepoetste imago naar de buiten­wereld het belang­rijkst. Het was schuren, soppen en poetsen tot je erbij neerviel, en slecht en goedkoop eten.

‘Wat wil je dan wel?’ vroeg mijn vader. Stuur­man worden op zee, het liefst op een zeesleep­boot. Ik kwam terecht op een schip van Wagen­borg, als aankomend matroos. George en Alcides, twee Kaap­verdianen, ­ontfermden zich over mij als zeevaders. Het was hard werken, maar ik vond het een warm bad.

George en ­Alcides, twee Kaapverdianen, ontfermden zich over mij als zeevaders. Ik vond het een warm bad

Na die jaren als matroos en vervolgens een andere zeevaartopleiding kwam ik in dienst bij Seatrade. Dat was ‘wij ­tegen de rest van de wereld’. Het varen op West-Afrika, en vooral Nigeria, werd als een soort kunst van vader op zoon doorgegeven. In de havens kregen we te maken met diefstal, corruptie, afpersing en onterechte boetes. In deze strijd tegen de buitenwereld voelden we ons soms heel belab­berd en ­alleen. Daardoor bouwden we een sterke band op.

Ondertussen ging er in de koopvaardij een andere wind ­waaien; de boekhouders grepen de macht. Er kwamen kwaliteits­systemen, met rijen ordners en spreadsheets met inspecties. We kwamen in een cultuur van wantrouwen terecht. We moeten nu bewijzen dat het onderhoud is uitgevoerd, mét foto ervan. Toch gaan er natuurlijk soms dingen fout. Met veel contractarbeiders in de koopvaardij is het vaak moeilijk om de waarheid boven tafel te krijgen. Zij spreken zich niet altijd even makkelijk uit; ze kunnen immers hun baan kwijt­raken. Gelukkig is er nu de no-blame-cultuur: niet kijken wíe iets heeft fout gedaan, maar wát er is fout gegaan. Helaas blijkt in de praktijk dat mensen stiekem toch vaak keihard op hun ­fouten worden afgerekend. Het zou mooi zijn als we dat een beetje minder zouden doen. ←