> SPANNING OP ZEE
Van zeelieden naar soldaten op zee
<script>(function(w,d,s,l,i){w[l]=w[l]||[];w[l].push({'gtm.start': new Date().getTime(),event:'gtm.js'});var f=d.getElementsByTagName(s)[0], j=d.createElement(s),dl=l!='dataLayer'?'&l='+l:'';j.async=true;j.src= 'https://www.googletagmanager.com/gtm.js?id='+i+dl;f.parentNode.insertBefore(j,f); })(window,document,'script','dataLayer','GTM-WLWMZHX');</script>
Een kleine eeuw geleden voeren Cornelis Haasnoot en zijn broer Jacob op koopvaardijschepen. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog veranderden ze van ‘gewone’ zeelieden in dienstplichtige frontsoldaten, zonder dat ze daar zelf een keuze in hadden.


Cornelis (1921) kwam uit een geslacht van zeelieden. Hij droomde van verre reizen. Zijn oudere broer Jacob (geboren in 1920) zat al op zee. In 1934 ging Cornelis op een vissersschip werken. Maar hij wilde naar de koopvaardij, net als zijn broer. Toen hij in 1939 de juiste diploma’s had, stapte Cornelis aan boord van een vrachtschip van de KNSM. Frankrijk en Engeland hadden Duitsland al de oorlog verklaard. Nederland was neutraal. Hitler beloofde Nederlandse schepen met rust te laten. Maar in de maanden daarna kwam de ene na de andere scheepsramp met Nederlandse schepen voorbij op de boordradio. In mei 1940 raakte ook Nederland in oorlog met Duitsland. Nederlandse schepen op zee waren een makkelijke prooi. Wat te doen, uitvaren of niet? Met die discussie maakte de Nederlandse regering in juni 1940 korte metten: alle Nederlandse koopvaardijschepen buiten Nederland en hun bemanning werden onderdeel van de geallieerde krijgsmacht ter zee.
In konvooi De oceanen waren slagvelden, overal dreigde gevaar. Vooral op de Noord-Atlantische Oceaan loerden Duitse onderzeeërs en bommenwerpers onder en boven het wateroppervlak naar hun prooien. Om zo veilig mogelijk de overkant te bereiken, voeren de schepen in konvooi, met wel tien schepen naast elkaar en in kiellinie strak achter elkaar. Munitie- en troepenschepen koersten aan de binnenkant, graan- en kolenschepen vormden de buitenste, gevaarlijkste linies. Omdat de Duitse onderzeeërs vanaf de flanken aanvielen, waren de konvooien meestal breder dan lang. Kanonneerboten, korvetten, torpedobootjagers en trawlers bewaakten de zijkanten van het konvooi. Wanneer een schip werd getorpedeerd, voeren de andere schepen door. Stoppen was verboden. Drenkelingen waren reddeloos verloren in de ijskoude golven van de oceaan.
Foto In de eerste maanden voer Cornelis in het Caribisch gebied, waar hij bijna niets merkte van de oorlog. Dat veranderde begin 1941, toen ook hij de Noord-Atlantische Oceaan moest oversteken. Het schip van Cornelis werd onder vuur genomen. Kogels sloegen in op de dekken. Ze moesten terugkeren naar de Verenigde Staten, om het schip te laten repareren en gewonden te laten behandelen. Na een paar weken kwam het schip alsnog veilig en wel aan in Liverpool.
In de maanden daarna maakte Cornelis meerdere keren de oversteek tussen New York en Liverpool, altijd in konvooi. Het eerste dat Cornelis elke keer deed na aankomst in de New Yorkse haven, was kijken of er een schip lag van de Stoomvaart Maatschappij Nederland. Dat was de rederij waarvoor zijn broer Jacob voer. In december 1941 was het eindelijk zover. Op de kade omhelsden ze elkaar. Ze hadden elkaar drie jaar niet gezien. Ze lieten meteen een foto maken voor hun familie. In vol ornaat stonden ze erop, zoals dat bij het passagieren gebruikelijk was: een wit overhemd met das, een Stetson-hoed en een lange, donkere double-breasted overjas. Het zou de laatste keer zijn dat ze elkaar zagen.
Jappenkamp Terwijl Cornelis zijn leven waagde op de Noord-Atlantische Oceaan, was Jacob zijn leven niet zeker in het Verre Oosten. Jacobs schip werd tijdens een vluchtpoging uit Nederlands-Indië op de Javazee in maart 1942 gebombardeerd. Jacob wist met een reddingssloep de kust van Sumatra te bereiken. Daar werd hij met de andere overlevenden gevangengezet in een Jappenkamp. Na een paar maanden, in augustus 1942, stierf hij door uitputting. Zijn uitgeteerde lotgenoten begroeven hem in opdracht van de Japanners ergens buiten de omheining. Zijn laatste rustplaats is onbekend en onvindbaar.
Cornelis overleefde de oorlog. In totaal maakte hij 25 keer de oversteek over de Noord-Atlantische Oceaan. In februari 1946 kwam hij, na zeven jaar, thuis in Katwijk. Daar hoorde hij van zijn moeder dat Jacob was overleden. De brief van Stoomvaart Maatschappij Nederland over Jacobs dood lag op de schoorsteenmantel. Met daarnaast de foto van de broers. ←


Jacob Haasnoot (1951) is de zoon van Cornelis en is vernoemd naar zijn oom. Hij schreef een boek over de rol van de koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog: Lammeren onder wolven – Varen op leven en dood in WO II. De rol van de koopvaardij is altijd onderbelicht gebleven, terwijl zij juist de belangrijkste Nederlandse bijdrage aan de eindoverwinning van de geallieerden heeft geleverd. Het boek vertelt het persoonlijke verhaal van Cornelis en Jacob en hun ontberingen. Het is een eerbetoon aan hun inzet tijdens de oorlog.
Elk jaar in mei worden de zeevarenden die omkwamen in de Tweede Wereldoorlog herdacht. Dat gebeurt onder andere bij het Nationaal Koopvaardijmonument ‘De Boeg’ in Rotterdam en bij het SMN-monument ‘Zeeman op de uitkijk’ in Amsterdam.