> SAMENWERKING
‘We zijn allemaal wereldburgers’
Wiepko Bos (57) is kapitein bij ForestWave Navigation. Hij vaart op multipurpose ships, met name naar bestemmingen in Noord-Amerika, Zuid-Amerika en rond de Middellandse Zee.
<script>(function(w,d,s,l,i){w[l]=w[l]||[];w[l].push({'gtm.start': new Date().getTime(),event:'gtm.js'});var f=d.getElementsByTagName(s)[0], j=d.createElement(s),dl=l!='dataLayer'?'&l='+l:'';j.async=true;j.src= 'https://www.googletagmanager.com/gtm.js?id='+i+dl;f.parentNode.insertBefore(j,f); })(window,document,'script','dataLayer','GTM-WLWMZHX');</script>
“Ik vaar nu 37 jaar, waarvan ruim twintig jaar als kapitein. In mijn begintijd waren er Nederlandse officieren en Spaanse en Kaapverdiaanse matrozen aan boord. Inmiddels vaar ik met Russen, Oekraïners en Filipijnen. Soms ben ik zelfs de enige Nederlander aan boord. Russische en Oekraïense collega’s nemen altijd wat lekkers mee als ze aan boord komen. Dan staan er overal schaaltjes met snoepjes. Filipijnse collega’s hebben veel respect voor ouderen. En ze houden van karaoke, die jongens zijn altijd aan het zingen. Ook typisch Filipijns is dat het onbeleefd is om nee te zeggen. Dus als ik vraag of ze mijn instructie snappen, zeggen ze ja. Ook als ze het niet begrijpen. Daarom vraag ik altijd of ze aan mij willen uitleggen wat ik heb gezegd. Dan weet ik zeker dat mijn instructies duidelijk zijn overgekomen. Racisme Bij mij aan boord wordt niet gesproken over religie en politiek. Dat wil ik niet hebben, daar komt maar gedoe van. Dat merk je nu bijvoorbeeld tussen Russische en Oekraïense collega’s: door de oorlog kan de spanning aan boord oplopen. Ook heb ik soms te maken met racisme, met name tegen Filipijnse collega’s. Vorig jaar kwam er een Filipijn aan boord. Een Russische stuurman zei: ‘Die zal wel corona hebben, dat moeten we goed in de gaten houden.’ Ik heb meteen duidelijk gemaakt dat ik daar niet van gediend was en dat hij zijn koffers kon pakken als hij niet inbond. Daar schrok hij wel van. Groepsselfie Het maakt mij niet uit waar mijn collega’s vandaan komen. Ik zeg altijd: we zijn allemaal wereldburgers. Dat vind ik ook zo mooi aan dit werk: dat je in aanraking komt met andere culturen. Alleen is de taal soms een obstakel. In het Nederlands heb je aan een half woord genoeg. Als je beiden niet in je moerstaal praat, is dat soms lastig. En met een kleine woordenschat wordt het vaak zo direct. Ook sociale praatjes zijn lastiger. Een mop kun je niet vertalen. Maar ik vind: met wie je ook werkt, je moet zelf de slingers ophangen. Je bent er zelf verantwoordelijk voor dat je een leuke tijd met elkaar hebt. Als ik aan boord kom, geef ik altijd een welkomstborrel op de brug. Dan drinken we samen een glaasje fris, ik stel mezelf voor en we maken een groepsselfie. Ook al ben ik de kapitein, ik stel me soms toch kwetsbaar op. Bijvoorbeeld door het te zeggen als ik iets niet weet. Of door een collega te helpen. Dat leidt soms tot verbazing, zeker bij Russen en Oekraïners. Ook Filipijnen zijn erg gevoelig voor hiërarchie. Maar als ik mezelf kwetsbaar opstel, leidt dat tot een leukere samenwerking: je krijgt contact met de ander.” ←